Mat'24

Aantal 261 rijtuigen
Fabrikant Werkspoor, HAWA, Beijnes, Görlitz
Bouwjaar 1924 – 1933
Spoorwijdte 1435 mm
Techniek Techniek
Vermogen 662 kW per motorrijtuig

In de jaren tachtig werd, uit onderdelen van diverse rijtuigen, een elektrisch museumstel geconstrueerd, bestaande uit een motorrijtuig en een rijtuig met stuurstand. Dit stel werd in 1989 geheel gerestaureerd in dienst gesteld. In 1994 werd nog een tussenrijtuig, voorzien van restauratieafdeling, toegevoegd om de verhuurbaarheid voor gezelschappen te vergroten. Dit materieel bevindt zich thans in de collectie van het NSM te Utrecht.

Het tweewagenstel bestond in eerste instantie uit het motorrijtuig mBD 9107 en het stuurstandrijtuig Ces 8104. Dit laatste rijtuig heeft voordien nooit bestaan: de serie bestond uit de Ces 8101 tot en met de Ces 8103, gebouwd door Beijnes te Haarlem. Voor het museumtreinstel is in de Hoofdwerkplaats Amersfoort uit diverse restanten van oude blokkendoosrijtuigen aan het eind van de 20e eeuw een “nieuwe” Ces aan deze serie toegevoegd: de Ces 8104.

Het later toegevoegde tussenrijtuig Cecr 8553 heeft de voordien nooit gebruikte aanduiding ‘r’ gekregen, voor restauratie.

Ook een der motordienstwagens (de Jaap) werd in de jaren negentig door de Hoofdwerkplaats Haarlem als museumrijtuig gerestaureerd. Dit rijtuig mC 9002 is teruggebracht in de oorspronkelijke kleurstelling crème-groen uit de jaren twintig en kan samen met het museumstel van het Spoorwegmuseum een vierrijtuigstel vormen.

De Jules, van oorsprong motorrijtuig mBD 9006, de andere motordienstwagen die in 1968 eerst de naam Bromvlieg droeg en in 1969 werd omgedoopt tot Jules, is in 1976 omgebouwd tot ATB-meetrijtuig en in de gele kleurstelling geschilderd. In 1992 werd dit rijtuig buiten dienst gesteld, waarna het in 1997 door de STIBANS werd verworven en in de bruine kleurstelling geschilderd als motorpostrijtuig mP 9204. Dit rijtuig is niet rijvaardig.

De Blokkendoosrijtuigen in gebruik bij de Stoomtrein Goes-Borsele (SGB) en de Veluwsche Stoomtrein Maatschappij (VSM) worden getrokken door een stoomlocomotief. Tevens staan er op een camping te Eext nog een motorrijtuig en twee getrokken rijtuigen zonder museale status.

Op 3 november 2006 werd voor het eerst met een Museumblokkendoostrein bestaande uit zes rijtuigen gereden. Deze trein bestond uit de mC 9002, de drie rijtuigen van het Spoorwegmuseum en twee tussenrijtuigen van de SGB. Hiermee werd vanuit Haarlem een rit van meer dan 1000 km door het land gemaakt om geld in te zamelen voor een goed doel.

Op 7 december 2013 werd er op het traject Zwolle – Lelystad een viertal ritten gemaakt met Blokkendoosrijtuigen ter gelegenheid van de eerste verjaardag van de Hanzelijn. 150 inwoners van omliggende steden ontvingen hiertoe een speciaal treinkaartje van de Nederlandse Spoorwegen.

Materieel ’24 was een serie elektrisch spoorwegmaterieel van de Nederlandse Spoorwegen. Na de komst van het elektrische stroomlijnmaterieel sinds 1935 werd de benaming van dit materieel Blokkendozen, naar het hoekige model. Sommige NS-ers en spoorwegbelangstellenden spraken steevast over “(elektrisch) buffermaterieel”, ter onderscheiding van de gestroomlijnde, bufferloze elektrische treinstellen van de types Mat ’35, Mat ’36 en Mat ’40.

Bij het ontwerp van dit materieel in 1924 werd gebruikgemaakt van de ervaringen die waren opgedaan met het eerste elektrische materieel in Nederland, het ZHESM-materieel uit 1908 dat gebruikt werd op de spoorlijn Rotterdam Hofplein – Scheveningen (Hofpleinlijn).

Kenmerken

Met de motorrijtuigen en rijtuigen werden min of meer vaste combinaties (treinstammen) gevormd, meestal bestaande uit twee motorrijtuigen in treinschakeling en twee of drie tussenrijtuigen. De motorwagens waren aanvankelijk aan één zijde voorzien van een stuurstand. Ter vergroting van de inzetbaarheid werden later ook motorrijtuigen afgeleverd die waren voorzien van een vouwbalg, met daarnaast een (naar hedendaagse maatstaven krappe) bestuurderscabine.

Door de aanwezigheid van buffers en schroefkoppelingen kon dit materieel ook in getrokken treinen worden ingezet. Andersom konden ook andere typen rijtuigen, indien voorzien van een stuurstroomleiding, in blokkendoostreinen worden ingezet. Dit was vanaf 15 mei 1928 het geval in treinen op de Oude Lijn, waarin CIWL-restauratierijtuigen waren opgenomen.

Samenstelling en nummering

De Blokkendozen zijn elektrisch buffermaterieel en bestaan uit een groot aantal verschillende soorten motorrijtuigen en volgrijtuigen. Het totaal aantal geproduceerde blokkendozen komt op 259 stuks. Hieronder een overzicht van deze verschillende deelseries:

Oorspronkelijke varianten

Aanduiding Aantal Serie Uitvoering Opmerking
mBD 30 9001 – 9030 Motorrijtuig met bagageafdeling en 2e klasse (40 plaatsen) met bagageruimte
mCd 47 9401 – 9447 Motorrijtuig 3e klasse (88 plaatsen) met aan een zijde een stuurstand en doorgangsmogelijkheid
mC 38 9001 – 9038 Motorrijtuig 3e klasse (88 plaatsen) met aan een zijde een stuurstand, zonder doorgangsmogelijkheid
mABD 4 9001 – 9004 Motorrijtuig 1e en 2e klasse met extra bagageruimte Gebouwd voor inzet op Haarlem – IJmuiden
mBD 11 9151 – 9161 Motorrijtuig met bagageafdeling en 2e klasse (32 plaatsen) met extra bagageruimte
Aec 27 8501 – 8527 Tussenrijtuig 1e klasse (42 plaatsen)
Bec 33 8501 – 8533 Tussenrijtuig 2e klasse (64 plaatsen) De 8503 – 8512 zijn de voormalige B 7501 – 7510,
de eerste serie geheel stalen rijtuigen van de NS, de eerste serie geheel stalen rijtuigen van de NS, de eerste serie geheel stalen rijtuigen van de NS, de eerste serie geheel stalen rijtuigen van de NS, de eerste serie geheel stalen rijtuigen van de NS,
gebouwd als proef voor de internationale dienst. gebouwd als proef voor de internationale dienst. gebouwd als proef voor de internationale dienst. gebouwd als proef voor de internationale dienst. gebouwd als proef voor de internationale dienst.
Cec 55 8501 – 8555 Tussenrijtuig 3e klasse (88 plaatsen)
ABec 11 8501 – 8511 Tussenrijtuig 1e en 2e klasse voorzien van midden-instapbalkon Gebouwd voor de lijn Amsterdam-Rotterdam
Ces 3 8101 – 8103 Stuurstandrijtuig 3e klasse (88 plaatsen) met doorloopmogelijkheid Gebouwd voor inzet op Haarlem – IJmuiden

Verbouwingen jaren dertig

In de jaren dertig werden enkele verbouwingen aan Mat ’24 uitgevoerd, zodat het materieel beter voldeed aan de actuele vervoersbehoeften. De wit-groene kleurstelling van de treinen werd gewijzigd in groen, aangezien dit minder besmettelijk was voor vuil.

Nieuwe aanduiding Aantal Serie Oude aanduiding Verbouwing
ABec 4 8521 – 8524 Aec Verbouwing van alleen 1e, naar 1e en 2e klasse
Bec 3 8525 – 8527 Aec Verbouwing van 1e naar 2e klasse
Ce8c 10 8522 – 8531 Bec Verbouwing van 2e naar 3e klasse

Verbouwing tot getrokken rijtuigen en losse dienstwagens

Nadat in 1959 de laatste Blokkendozen als elektrisch buffermaterieel werden ingezet, was de rol van de diverse (motor)rijtuigen nog niet uitgespeeld op het spoorwegnet. Geleidelijk werd in de jaren vijftig een groot deel van het materieel blauw geschilderd en ingezet als getrokken rijtuigen. Hierbij werden van de motorrijtuigen de motoren en stroomafnemers verwijderd. Inzet vond hierbij plaats in verschillende reizigerstreinen. Daarnaast werden de rijtuigen ingezet in militaire verlofgangerstreinen.

Nieuwe aanduiding Aantal Serie Oude aanduiding
AB 9 5611 – 5619 ABecm
A 20 5001 – 5008, 5501 – 5512 Aec
AB 13 5101 – 5111, 5601 – 5602 Bec
B 8 5201 – 5208 Bec/Ce8C
B 45 5211 – 5241, 5701 – 5714 Cec
B 2 5301 – 5302 Ces
B 36 5831 – 5866 mCd
B 51 5801 – 5851 mC
BD 8 5901 – 5908 mBD

Naast de verbouwingen van een groot aantal rijtuigen en een deel van de motorrijtuigen tot getrokken rijtuigen, werd een deel van de motorrijtuigen met bagageruimte verbouwd tot dienstwagens voor de NS (mDW) en de PTT (Motorposten). De dienstrijtuigen werden onder meer gebruikt voor het wegleren van machinisten, ATB-meetrijtuig en als railslijpwagen. Met de indienststelling van 35 nieuwe Motorposten in 1965 werden de Blokkendoos-motorposten buiten dienst gesteld.

Nieuwe aanduiding Aantal Serie Oude aanduiding
mP 13 9201 – 9213 mBD/mCD
mP 8 9221 – 9228 mB4D
mP 4 9231 – 9234 mABD
mDW 5 169306 – 169310 mC

Inzet

Het materieel was in eerste instantie bedoeld om gebruikt te worden op de spoorlijn Amsterdam – Rotterdam (Oude Lijn), die in 1924-’27 geëlektrificeerd werd. Daarnaast werd in 1927 de IJmondlijn geëlektrificeerd. In de loop der tijd was het materieel op een groot deel van het geëlektrificeerde net te zien.

Inzet voor 1931

Tot de elektrificatie van de Zaanlijn in 1931 waren er in totaal 193 rijtuigen beschikbaar. Deze rijtuigen werden in de volgende volgorde samengesteld:

  • 6 7-wagentreinstellen mBD + Bec + Bec + Aec + mCd + Cec + mC
  • 11 6-wagentreinstellen mBD + Bec + Aec + mCd + Cec + mC
  • 11 8-wagentreinstellen mBD + Bec + Aec + mCd + Cec + mC (waarvan 2 reservetreinen)
  • 4 3-wagentreinstellen mBD + CeC + mC (IJmondlijn)

Inzet na 1931

In 1931 kwam er nog een nalevering in verband met de elektrificatie van de spoorlijn Amsterdam – Alkmaar (Zaanlijn). Er werden tussen 1923 en 1932 door diverse fabrieken totaal 130 motorrijtuigen en 129 rijtuigen afgeleverd.

Elektrische trekkrachten

De NS had in de Tweede Wereldoorlog nog geen elektrische locomotieven in dienst, hoewel contacten met leveranciers al liepen en na de oorlog resulteerden in de 1000-serie. Al in de zomer van 1940 ontstonden tekorten aan stoomlocomotieven voor het trekken van goederentreinen. Doordat dieseltreinen buiten dienst werden gesteld wegens motorbrandstoftekort, materiaalgebrek in de werkplaatsen, verplicht onderhoud aan stoomlocomotieven van de Deutsche Reichsbahn en toegenomen vervoer waren meer trekkrachten nodig. Voor het trekken van zware goederentreinen op het Middennet en de Oude Lijn werden van het Blokkendoosmaterieel vijf formaties van drie motorrijtuigen gemaakt. Hiermee werden vooral de zware kolentreinen afkomstig van de Limburgse mijnen tussen Eindhoven en het westen van Nederland getrokken. In 1942 nam door een strenge winter en een dientengevolge hoge defectenstand het tekort aan locomotieven dusdanig toe, dat het aantal combinaties met acht werd uitgebreid.

Buitendienststelling

Nadat in het midden van de jaren vijftig nieuw materieel van het type Mat ’54 en getrokken rijtuigen Plan E werd afgeleverd, werd tussen 1955 en 1960 het grootste deel van de motorrijtuigen tot getrokken rijtuigen verbouwd, waarbij de tractiemotoren en de stroomafnemers werden verwijderd. In 1959 reden de laatste elektrische Blokkendoostreinen voor reizigersvervoer. De laatste getrokken Blokkendoosrijtuigen reden in 1972 in reizigerstreinen. Nadien zijn diverse rijtuigen verkocht aan museumspoorlijnen, onder andere de Veluwsche Stoomtrein Maatschappij, de Stoomtrein Goes-Borsele en de ZLSM.

Tweede leven

Duitsland

Na de Tweede Wereldoorlog zijn diverse rijtuigen in het Oostblok achtergebleven. In de voormalige DDR zijn in de jaren tachtig en negentig nog diverse blokkendoosrijtuigen teruggevonden.

Museummaterieel